We delen hieronder het voorwoord van het boek “Opgestaan is plaats vergaan”
Door alle eeuwen heen hebben echtparen die ongewenst kinderloos zijn naar mogelijkheden gezocht om kinderen als hun eigen kinderen op te voeden. In de jaren veertig bijvoorbeeld werden er advertenties gezet zoals: “Echtpaar zonder kinderen wenschen een pas geboren of nog te verwachten meisje geheel tot zich te nemen”. Een paar dagen later stond in de krant: “Ongehuwde aanstaande moeder uit beschaafd milieu wenscht afstand te doen van baby”. Op die manier wisselden een paar honderd baby’s per jaar van ouders. Vaak was de vreugde van het echtpaar maar van korte duur omdat de moeders spijt kregen en het kind weer terughaalden.
De hulpverlening in die tijd was verdeeld. Een deel vond dat de moeder en kind bij elkaar hoorden; een ander deel vond dat ongehuwde moeders geen kinderen konden opvoeden. De pleegouders begonnen zich te organiseren. Zij wilden een sterkere rechtpositie krijgen en niet langer in onzekerheid leven of zij ‘kun’ kind wel mochten houden. Een krachtige lobby zorgde ervoor dat in 1965 de adoptiewet werd ingevoerd.
Er is al heel veel onderzoek gedaan naar moederschap en naar adoptie. Welke vrouwen willen moeder worden en waarom; hoe gaat het met kinderen die geadopteerd zijn, enzovoort. Wat meestal vergeten wordt is dat bijna elk kind dat wordt geadopteerd eerst door een moeder is afgestaan. Aan die moeders is tot nu toe zelden iets gevraagd. We vergeten ze maar liefst, omdat we er gewoon niet goed raad mee weten. In dit boek komen de moeders die afstand van haar kind deden eindelijk zelf aan het woord. De meeste verhalen spelen zich af aan het eind van de jaren zestig, begin van de jaren zeventig.
Terugkijkend vanuit onze tijd is het misschien onbegrijpelijk dat er zoveel vrouwen ongewild zwanger werden. Konden ze de pil niet gebruiken? De pil was inderdaad op dat moment al ontdekt maar seksuele voorlichting stond nog op een heel laag pitje. Bovendien durfden ongehuwde vrouwen niet zomaar naar de huisarts te stappen om de pil te vragen. Trouwens, ze zouden meestal ook niets gekregen hebben; eerst moest er getrouwd worden. Anderzijds was het voor een vrouw ‘schandelijk’ om een kind buiten het huwelijk te krijgen.
In dit boek staan schrijnende verhalen van vrouwen die jarenlang haar geheim aan niemand durfden te vertellen. (groot)ouders beslisten voor hun kinderen dat zij maar beter afstand van de baby konden doen. Dat bespaarde de ouders de priemende blikken van de buurt en de familie. Meer dan ooit kregen de ouders daarbij de steun van de hulpverlening. De ongehuwde moeder verdween langzaam maar zeker uit beeld. Onder de noemer ‘het belang van het kind’ werd er nu vooral gewaakt voor de belangen van de nieuwe ouders. Daar kwam nog bij dat de nieuwe ouders bestonden uit een moeder en een vader. Nieuwe psychologische inzichten benadrukten het belang van de vader voor de opvoeding van het kind. Wat had een moeder alleen een kind nu helemaal te bieden?
De vrouwen, toch al beladen met een schuldgevoel omdat zij n iet aan het beeld van het kuise meisje voldeden, moesten maar afwachten wat hun ouders beslisten. Als de ouders beslisten dat er alsnog getrouwd werd, dan werd er getrouwd. Nog in het begin van de jaren zeventig komen er 20.000 min of meer ‘gedwongen’ huwelijken per jaar voor. Als de ouders beslisten dat de baby werd afgestaan, dan werd de baby afgestaan. Wat in dit boek dan nog buiten beschouwing wordt gelaten, zijn de meisjes die een baby moesten afstaan omdat haar eigen vader haar zwanger had gemaakt. Ook gehuwde vrouwen stonden kinderen af, omdat zij zwanger waren geworden van een andere man. Hun echtgenoot gaf hun de keuze afstaan of scheiden.
Het trieste hiervan is dat adoptie oorspronkelijk juist in het leven werd geroepen om afstand en adoptie te laten begeleiden door ‘deskundigen’, zodat overhaaste afstand voorkomen zou worden. Het tegendeel is waar, afstand en adoptie nam met behulp van deskundigen alleen maar toe.
Betekent dit nu dat vrouwen altijd voor haar eigen kinderen moeten zorgen en nooit de zorg voor een kind aan iemand anders mogen overlaten? Die indruk zou uit dit boek kunnen ontstaan, omdat in dit onderzoek voornamelijk moeders aan het woord worden gelaten die spijt hebben van de vroeger genomen ‘beslissing’. Er zullen ook moeders zijn die geen spijt hebben van het afstand doen van haar kind en ook dat is een beslissing die moet worden gerespecteerd.
In dit boek wordt ook duidelijk hoe zeer er nog altijd met twee maten wordt gemeten. Een moeder die niet voor haar kind wil of kan zorgen moet rigoureus afstand doen van haar kind. Ze mag het niet meer zien, ze mag niet meer weten hoe het ermee gaat.
Dat geldt ook voor de moderne vorm van afstandsmoeders: de draagmoeders. Een werkgroep van familierecht-deskundigen schrijft in 1985 dat een draagmoeder geen recht op omgang toekomt omdat zij niet de intentie heeft gehad een gezin met een kind te vormen.
Hoe anders wordt er niet geoordeeld over de man die omgangsrecht wil. Wordt hem gevraagd of hij op het moment van verwekking een gezin met het kind wilde vormen? Staat hij voor de keuze: of zelf voor het kind zorgen of geen rechten meer?
Hoe schrijnend de verhalen uit dit boek ook zijn, de conclusie moet niet zijn dat moeder en kind nooit gescheiden mogen worden. Sommige vrouwen willen of kunnen geen moeder zijn. Dat wil nog niet zeggen dat zij onverschillig staan tegenover het kind dat zij negen maanden hebben gedragen. Er moet een vorm kunnen worden gevonden voor niet zorgende moeders om toch iets over het qwl en wee van haar kind te horen.
Ik hoop dat dit boek zal bijdragen aan meer onderzoek naar afstandsmoeders en afstandskinderen en naar de nog steeds gehanteerde dubbele moraal ten aanzien van moeder- en vaderschap.
Mr. Nora Holtrust
Bilthoven, 5 augustus 1991
Auteurs:
Liesje de Leeuw
Will van Sebille