Ervaring van een afstandsmoeder
Geg
Gegevens:
Louise Noy
4-12-1948 geboren te Utrecht
21-8-1968 biologische dochter geboren te Utrecht
Vader: Rudy
In of omstreeks augustus 1967 ontmoette ik op 18-jarige leeftijd de vader van mijn kind. Ik was erg verliefd en kwam in die tijd vaak bij hem thuis. Hij woonde zelfstandig en was gescheiden. Zijn huwelijk was gestrand, er was een dochtertje, dat hij nooit meer zag.
Eind november, begin december werd ik zwanger; dat merkte ik pas eind januari/begin februari. Aangezien er in die tijd geen mogelijkheden waren tot bijvoorbeeld abortus (wel in Engeland voor veel geld) en mijn ouders het wisten werd de zwangerschap gezien als een fait à compli en werd er niet moeilijk over gedaan.
De biologische vader had inmiddels letterlijk en figuurlijk de benen genomen (hij vertrok naar België).
Alles veranderde toen mijn vader in maart 1968 na een hartoperatie overleed.
Ik kreeg een voogd (je was toen pas meerderjarig als je 21 was). Deze voogd, samen met de verloofde van mijn oudste zus, hielden niet op mij te pressen het kind af te staan. Onder het mom: dit kun je je moeder niet aandoen, ze heeft net haar man verloren. Dat ik mijn vader had verloren en mijn vriend, was blijkbaar minder belangrijk. Mijn moeder was in die tijd labiel en hield zich buiten de discussie. Ook de pastoor, die bij ons thuis kwam na mijn vaders dood had vernomen van mijn zwangerschap. Ook hij benadrukte dat dat kind weg moest. Het was een schande.
Ik stond er alleen voor en voelde me erg eenzaam. Ook moest ik toen gaan praten met iemand van stichting de Opbouw (later opgegaan in de Fiom) over de afstand. Ook zij stelden dat ik niet in staat was het kind zelf op te voeden. Wie was ik, wat deed ik, waar haalde ik het geld vandaan? Ik werd gekleineerd en ze gaven me het gevoel dat ik een slechte vrouw was, unfit to be a mother.
We, mijn moeder en haar nieuwe vriend, hebben nog gekeken of mijn kind eventueel zou kunnen opgroeien bij een oom (broer van mijn vader). Hij was getrouwd en zij hadden een dochter maar konden geen kinderen meer krijgen. Dit leek me een oplossing. We gingen hen opzoeken in de buurt van Maastricht. Mijn oom zou mij de kamer laten zien waar ik dan voorlopig kon wonen. Hij zat echter gelijk aan mijn borsten. Dit heb ik niemand verteld. Maar ik heb toen wel besloten dat dat dus de oplossing niet kon zijn.
Uiteindelijk heb ik, moe van de druk die er op me werd uitgeoefend, toegegeven. Er werd me door de stichting de Opbouw beloofd dat ik altijd drie maanden bedenktijd had na de bevalling.
Afijn mijn dochter is geboren. Een moeilijke tijd brak aan. Ik moest alles verzwijgen. Mijn moeder was inmiddels van woning veranderd, zodat niemand daar wist wat er gebeurd was. Ik stond er met al mijn (hormonale) gevoelens alleen voor.
In de maanden na de bevalling ben ik een aantal keren in gesprek geweest met, ik dacht dat dat met de Raad voor de kinderbescherming was. Ik wilde mijn kind terug maar telkens werd ik tijdens die gesprekken de grond ingeboord. Het kon niet, was niet mogelijk. Ik werd erg depressief.
Inmiddels had ik een man ontmoet en we trouwden. Voor de aangifte van het huwelijk, de ondertrouw, kregen we in het stadhuis mijn dossier aangereikt. We moesten van de ene naar de andere etage lopen. Ja, wat doe je dan? Dan ga je kijken wat erin staat en zo ontdekten wij de verblijfplaats van mijn dochter. Een kindertehuis in de buurt van Haarlem (blijkt kindertehuis St Anna in Halfweg te zijn geweest). Wij gingen er heen. (Achteraf heb ik gehoord dat ze daar de eerste vier maanden van haar leven is geweest, verzorgd door nonnen die haar niet eens oppakten, laat staan knuffelden. Vreselijk schuldig voel ik me ook daarover). Mijn a.s. man ging naar binnen en vroeg naar haar. Ze was daar niet meer, maar zonder problemen kreeg hij te horen in welke gemeente ze nu was ingeschreven.
In die periode zijn wij naar die gemeente gegaan (Epe) ook daar kreeg mijn (inmiddels) man zonder problemen haar adres.
Dat werd een spannende periode. Ik wilde haar ontvoeren. We zijn erlangs gereden en ik zag haar lopen in de voortuin. Haar adoptievader liep daar ook. Hij zag de vreemde auto en nam het kind gauw mee naar binnen. Ik besefte dat het zo niet kon en wilde, omdat ik in al die jaren totaal geen vertrouwen meer had in de RvK of de Fiom, naar de rechter. In mijn naïviteit dacht ik: ik ben nu een getrouwde vrouw, nu krijg ik haar vast wel terug.
Doordat ik het proces op gang gebracht had, maakte de instanties een slimme move: ik mocht, samen met een maatschappelijk werkster, op bezoek bij de adoptiemoeder en mijn kind. Dat was erg ongemakkelijk. Ik voelde me zo onzeker en zenuwachtig. Mijn dochter was inmiddels ongeveer 2,5 jaar. Tijdens dat bezoek besefte ik dat ik haar niet alleen zou weghalen bij de adoptieouders, maar ook bij haar broertje, haar opa en oma, etc. Ik besefte dat het te laat was.
Gelukkig was de adoptiemoeder heel empathisch. Iets wat ik voorheen bij niemand eerder had meegemaakt. Zij gaf me foto’s en ook in de jaren erna stuurde ze steeds foto’s en berichtjes hoe het met mijn dochter ging.
Inmiddels had ik het besluit genomen alles te laten rusten in het belang van mijn dochter. Ik zou genoegen nemen met de foto’s en brieven van de moeder en zou het aan mijn dochter overlaten indien zij mij zou willen zien. Niet dat dit een eenvoudig besluit was.
Op mijn dochters achtste jaar kreeg ik van haar haar eerste zelfgeschreven brief en dat ging door tot ze 18 was. Toen wilde ze me zien en daarna is er, eerst moeizaam, altijd contact geweest. Dat contact werd in de loop der jaren steeds beter en is nu zelfs goed te noemen.
Op mijn 24ste was ik er slecht aan toe. Ik deed een poging tot zelfmoord.
Ik werd echter gered. Daarna heb ik de knop omgezet en ben wat gaan maken van mijn leven. Ik ben eerst naar de avondschool gegaan en daarna rechten gaan studeren Qua carrière is het goed gegaan. Graag had ik nog kinderen gekregen. Dat is niet gelukt. In mijn donkere gedachten zei ik dan: Dit is de straf van god omdat ik mijn kind heb afgestaan. Wel heb ik later een onofficiële stiefzoon gekregen. Waarbij ik nu ook grootmama ben. Dat is erg helend.
Dit is mijn ervaring. Ik ben sinds 1,5 jaar bestuurslid van de stichting DNA (de Nederlandse afstandsmoeder). Ook al is het meer dan 55 jaar geleden, de wond zit diep. Wel wil ik me samen met de andere bestuursleden inzetten om andere vrouwen te helpen die hetzelfde hebben meegemaakt.
Ik heb pas in 2023 mijn dossier opgevraagd bij de RvK. Dat te lezen was heel confronterend, omdat er zoveel verkeerde dingen in stonden en ook tegenstrijdigheden.
Gelukkig kent mijn dochter het ware verhaal.